Tweemolenpad in Herzele

werd gewandeld op 15 november 2009

Deze mooie wandeling in een landelijk gebied, brengt je langs twee nog werkende windmolens : de stenen windmolen Ter Rijst en de houten windmolen Te Rullegem.

     

Meer info :


Voor foto's van onze wandeling, klik op onderstaande foto.

Volgende wandeling
 


Breng ook eens een bezoekje aan de Burcht
(volgende tekst werd overgenomen van de site van de gemeente Herzele)
 

DE BURCHT VAN HERZELE (waterkasteel)

De burcht van Herzele staat symbool voor de heerlijkheid 'Hersele', één van de belangrijkste heerlijkheden van het 'Land Van Aelst'. De Heren van Herzele golden als een voornaam geslacht die het waterkasteel bewoonden. Eeuwenlang wordt de heerlijkheid Herzele bestuurd vanuit dit domein.

Vermoedelijk situeert de oprichtingsdatum van de burcht zich begin 7e eeuw. Een primitief gebouw. Waarschijnlijk uit hout- en vlechtwerk met aarden dammen en omgeven met water. Een goed gelegen verschansing voor de Germanen tegen de Noormannen. : een "harja sali" – "een gebouw van de heer"(de naam "Herzele" is van dit woord afgeleid).

In de 11de eeuw wordt het kasteel versterkt en opgetrokken in steen, derwijze dat het volgens de regels van de toen heersende krijgskunst voldoende bescherming bood. In 1056 palmt de Graaf van Vlaanderen, Boudewijn V, de streek tussen Schelde en Dender in waardoor ons gewest loskomt van het Keizerrijk Duitsland. Het gebied wordt militair ingericht tegen nog dreigend gevaar uit Duitsland. De grenslijn, de Dender, krijgt versterkte kastelen aan haar oevers. In 1096 trekt Franco, Heer van Herzele, op kruisvaart naar het Heilig land. Waarschijnlijk liet hij de versterkingswerken uitvoeren, alvorens hij zijn familie en hofhouding achterliet.

In de 13 de eeuw vinden wij geen woord terug over het wedervaren van de Burcht. Vermoedelijk gaat het middeleeuws kasteelleven er rustig zijn gang. In Herzele werden er in 1381, tussen de Graaf van Vlaanderen en de Gentenaars gevechten geleverd. Het kasteel, bewoond door burchtheer Seger, wordt vernietigd en de aangrenzende kerk met de omringende huizen worden in brand gestoken. Jan Van Roubaix herbouwt het kasteel in de jaren 1400.

In 1579 wordt het lot van het kasteel definitief bezegeld. Het wordt door Spaanse kanonnen in puin geschoten en onbewoonbaar gemaakt. Alleen de huidige toren bleef gespaard. De protestantse gezindheid van de toenmalige bewoner, Pieter van Melun, zou de aanleiding geweest zijn. Ondanks de vernieling in 1579 werd er tot in 1585 door Gorik Van Steenberghe van Woubrechtegem, het archief verborgen van de monniken van Sint-Pieters uit Gent tot zij op 29 maart naar hun abdij zijn teruggekeerd. Op het einde van de 16 de eeuw komt het domein in handen van de familie de Ligne.

In 1752 verkoopt de familie de Ligne het goed aan de familie van Lichtervelde , tevens de laatste heer van Herzele.

In 1811 wordt het domein van Herzele verkocht en komt in handen van Baron Van de Woestijne.
Door huwelijk wordt het eigendom van burggraaf du Parc Locmaria. De puinen van de burchtruïne en omliggende weide worden geclasseerd als beschermd monument en landschap (K.B. 6 juli 1957).

De gemeente Herzele koopt het aan in 1969. De eerste restauratiewerken vangen aan in 1972; de Noord-oostelijke woontoren herrijst in volle glorie. Het volledige grondplan wordt in beeld gebracht : de zware funderingen, de versterkte weermuren en verdedigingstoren, met de vierkante donjon in het zuiden. Een walgracht omsluit de site.

Langs één van de dolomieten paadjes probeert u de smalle loopbrug, de enige toegang tot de burcht en het binnenplein te bereiken. Ooit was dit een ophaalbrug, langs weerszijden door een massieve toren geflankeerd. (u ziet nog de grondvesten).

Via de brug loopt u rechtdoor naar de verste zuidwestelijke hoek. Verscholen achter een bomentrio treft u er de kollosale funderingen van de donjon, de vierkante meestertoren die een woonfunctie had. De dikte van de muren benadert de drie meter.

Natuurlijk wordt de aandacht vooral getrokken door de toren in de noordoostelijke hoek, de enige die na de belegering van 1579 min of meer overeind is gebleven en in de jaren 70 en 80 in zijn volle glorie werd hersteld. Via de traptoren (gebouwd in Lediaanse zandsteen, met ongeveer 60 trappen) kunt u de drie verdiepingen en het terras bovenaan bereiken.

De verschillende torenkamers ademen eenzelfde stijl en sfeer : in hoofdzaak rustgevende, niet schreeuwerige baksteen, donkergroen glas, als cirkels in een raster gezet; natuursteen rond de vensters en nissen. De eerste verdieping bevat een bakstenen koepelplafond met spiraalmotief. Hogerop zijn de plafonds van hout.
Op de tweede en derde verdieping bewijzen de open haarden, de nissen en het kleinste kamertje dat deze toren een woontoren was.

Tussen de wappperende vlaggen krijgt u van op het terras een zicht op het centrum van de gemeente. Van de buitenkant van de burcht zou u kunnen zien hoe de borstwering van dit terras naar buiten uitpuilt, als een kraag, op regelmatige afstand door karbelen ondersteund.

In de traptoren vindt u nog tweedeuropeningen. Ze verleenden destijds toegang tot de verdedigingsmuren: de ene in de richting van de ophaalbrug, de andere in oostelijke richting. Van op het terras kunt u zien dat die oostelijke weermuur, naast de gerestaureerde hoektoren, nog drie andere torens bevatte : één ervan is relatief behoorlijk bewaard. De oostzijde van de burcht is archeologisch trouwens de interessantste. Zo zijn bv. een waterput en een haardvuur te herkennen. Waarschijnlijk was dit de keuken. Gezien de twee bijkomende torens langsheen de buitenste binnenmuur vermoedt men dat boven de keuken de aula of ridderzaal moet geweest zijn.

Tussen de keuken en de overeind gebleven toren bevond zich een gebouw met vierkant grondplan. Uit een oude gravure van Sanderus weten we dat dit gebouw drie verdiepingen telde en een zadeldak met ruitvormig venster bevatte.

Op de binnenkoer bevond zich de levensbron : de waterput.Strategisch belangrijk, want was de waterput éénmaal in handen van de vijand, dan was het bijzonder moeilijk de verdediging van het kasteel vol te houden. Op de duur was het gebrek van water slopender dan het gebrek aan voedsel. In veel kastelen groeide boven de waterput een lindeboom om het water in de zomer zo koel mogelijk te houden.